- Weer- en klimaatrampen zullen de komende jaren het meest problematisch blijken voor Griekenland, Hongarije, Italië, Portugal en Spanje.
- Dat blijkt uit nieuw onderzoek van economen van ABN AMRO.
- Op termijn kunnen ook West-Europese landen gepeperde rekeningen verwachten.
- Lees ook: Hoe riskant is een vakantiehuis in Zuid-Frankrijk, Italië of Spanje? Hittegolven, bosbranden en overstromingen kunnen waarde drukken, zeggen experts
Griekenland, Hongarije, Italië, Portugal en Spanje krijgen de komende jaren de meest gepeperde rekening van de klimaatcrisis op hun bordje.
Dat meldt ABN AMRO in een nieuw onderzoek. Deze vijf landen krijgen potentieel te maken met het hoogste aantal klimaat- en weerrampen, zoals temperatuurextremen, stormen, overstromingen, droogte en bosbranden.
Dit soort rampen kunnen economisch negatief uitpakken voor met name Griekenland, Hongarije, Italië, Portugal en Spanje. Zo dreigen ze gepaard te gaan met het verlies van gebouwen, vee, natuurlijke hulpbronnen en infrastructuur. Vaak zijn dit soort entiteiten maar gedeeltelijk verzekerd, waardoor regeringen grote bedragen uit moeten geven aan bijvoorbeeld het herstellen van bruggen.
Bovendien kunnen klimaatrampen de economische groei van landen tegenzitten, aangezien zij minder kapitaal overhouden en minder productief worden. De economische groei van landen wordt tegengezeten door weer- en klimaatrampen, wat ook weer zijn effect heeft op de overheidsfinanciën. Er komt immers minder inkomstenbelasting binnen.
Noorden van EU voorlopig weinig getroffen
In Zuid-Europa en Centraal-Oost Europa kampen landen momenteel met het hoogste risico op niet-verzekerde schade door acute klimaatrampen. In het noorden van de EU is het risico hierop het laagst. Op termijn zullen juist landen in West-Europa te kampen krijgen met deze klimaatrisico's.
Tussen 1980 en 2022 liepen EU-landen liefst 650 miljard euro schade vanwege weer- en klimaatrampen, blijkt uit gegevens van het Europees Milieuagentschap. De laatste jaren stijgt de klimaatschade in EU-landen sterk.
Tussen 2000 en 2020 hadden landen als Roemenië, Italië en Frankrijk het vaakst te kampen met overstromingen. In Frankrijk, Duitsland, Polen en Italië vonden er het vaakst zware stormen plaats.
In Italië, Bulgarije, Polen, Kroatië en Portugal hadden ze het meest te kampen met droogte. Noord-Europese landen zoals Zweden, Finland, Denemarken en de Baltische staten hadden weinig problemen met al dit soort kwesties.
Het vaakst getroffen door klimaatrampen - per vierkante meter en hoofd van de bevolking - zijn Luxemburg, Duitsland, België en Italië. Daartegenover staan Zweden, de Baltische staten, Ierland en Finland zijn de minst getroffen landen.
Of de overheid van een land kwetsbaar is voor klimaatrisico's is, wordt vervolgens bepaald door hoeveel onverzekerde verliezen rampen met zich meebrengen en hoe hoog de overheidsschuld is.
Uit de berekeningen van ABN AMRO blijkt dat per saldo de zuidelijke EU-landen Spanje, Portugal, Griekenland, Italië en het Oost-Europese land Hongarije het meest kwetsbaar zijn. Zij maken de relatief grote onverzekerbare verliezen door klimaatrampen in combinatie met een relatief hoge staatsschuld.
De financiële buffers van deze landen zijn te summier om grote schadeposten adequaat op te vangen. Dit hangt immers mede af van de huidige hoogte van de staatsschuld afgezet van de omvang van de economie. Hoe hoger de staatsschuld, des te geringer de incasseringskracht van een land voor onvoorziene rampen.
EU-landen in het noorden en westen zijn wat dat betreft beter gepositioneerd, omdat zij meer financiële speelruimte hebben voor het opvangen van onverzekerde verliezen.
Wel hebben West-Europese landen op termijn meer kans op problemen, omdat er meer overstromingen worden verwacht. Momenteel kunnen ze nog relatief veel schade verzekeren, maar als het aantal natuurrampen stijgt kan de verzekeringsdekking voor deze landen afnemen.
LEES OOK: Wat iedereen moet weten over de klimaatcrisis
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl